parlementaire democratie
PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE 1 WAT IS POLITIEK? VRAGEN blz. 70 1. Eigen uitwerking leerling. Uit de beschrijving moet duidelijk worden dat: - de politiek te maken maken heeft met met het besturen besturen van het land; land; - de politiek zich bezighoudt bezighoudt met het nemen van beslissingen over wat er met de samenleving samenleving moet gebeuren; - politici tot taak hebben verantwoorde verantwoorde beslissingen beslissingen inzake maatschappelijke maatschappelijke kwesties te nemen. 2. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden zijn: Milieu : moeten alle dieselauto’s verplicht een roetfilter hebben? Defensie: moet de overheid soldaten sturen naar oorlogsgebieden om daar vrede te brengen? Woningbouw : hoe kan de overheid stimuleren dat er meer woningen komen voor starters? Gezondheid : moeten coffeeshops in de buurt van scholen verdwijnen? 3. Ministers, wethouders, wethouders, gemeentera gemeenteraadsleden, adsleden, Provinciale Provinciale Statenleden, Statenleden, gedeputeer gedeputeerden, den, maar ook ook ambtenaren, secretarissen en griffiers. 4. Politici weten dan dan bij het nemen nemen van beslissingen beslissingen niet niet zeker meer of de bevolking zich hierin wel wel kan vinden. Desinteresse voor politiek is soms een uiting van tevredenheid: alles is goed geregeld dus waarom nog stemmen? Desinteresse voor politiek ontstaat ook door onvrede: mensen vinden dat politici niet weten wat er onder de mensen leeft, of dat politiek te veel praten is en te weinig doen. 5. -
Het probleem aankaarten bij de directie van Schiphol. De massamedia gebruiken om hun standpunt uit te dragen. Een politicus proberen te overtuigen van hun standpunt. Protesteren en demonstreren op Schiphol. Met gerechtelijke procedures de voortgang van de uitbreiding proberen tegen te houden. Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Bijvoorbeeld de startbaan bezetten of de procedures bij incheckbalies in de war sturen.
6. a. Bij directe democratie wordt er door de bevolking direct over bepaalde vraagstukken gestemd. Bij indirecte democratie nemen (gekozen) volksvertegenwoordigers de besluiten. b. Dit kost kost te veel tijd, tijd, geld geld en moeite moeite om om te organis organiseren eren.. Bovendien is onze samenleving daarvoor te complex. Niemand kan van heel veel onderwerpen alles afweten. 7. Het kiesrecht, bijvoorbeeld bijvoorbeeld door schijnverkiezinge schijnverkiezingen. n. Dat wekt de indruk indruk dat mensen mensen macht hebben. hebben. Deze indruk gaat op voor de inwoners zelf, maar ook voor andere landen. Een dictatuur kan zo een imago van democratie ophouden.
parlementaire democratie
8. In een democratie democratie worden worden beslissingen beslissingen genomen genomen door gekozen gekozen volksvertegenwo volksvertegenwoordigers. ordigers. Bij erfopvolging is er echter van kiezen geen sprake. U kunt in een klassengesprek al een voorschotje nemen op de beperkte politieke rol van het staatshoofd in onze parlementaire democratie (zie hoofdstuk 5). 9. Eigen uitwerking leerling. Deels een dictatuur: de leiders (directie en docenten) bepalen grotendeels de regels. Deels een indirecte democratie: er is inspraak (leerlingenraad, ouderraad, klachtenprocedures) mogelijk.
10. ORGAANDONATIE blz. 71 a. Eigen mening leerling. In dit systeem staat iedereen zijn organen af behalve wanneer je bezwaar maakt tegen donatie. Dit zou ertoe moeten leiden dat er meer donororganen beschikbaar komen. b. BNN kondigde kondigde aan dat de show een wedstrijd wedstrijd was. Een ongeneeslijk ongeneeslijk zieke zieke vrouw zou kiezen aan welke welke van de drie nierpatiënten zij een nier zou afstaan. Van tevoren maakten veel mensen (en politici) bezwaar tegen het programma. Op het eind van de uitzending bleek het een schijnwedstrijd, bedoeld om aandacht te vragen voor het donorentekort. De doodzieke vrouw was een toneelspeelster en er werd geen nier weggegeven. De show kreeg in binnen- en buitenland enorm veel aandacht. c. Eigen mening leerling. U kunt deze vraag als uitgangspunt nemen voor een klassengesprek. Zie daarvoor de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding.
11. POLITIEKE INVLOED blz. 71 Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking:
situatie Je hoort dat een klasgenoot, klasgenoot, die al zeven jaar in Nederland woont, terug moet naar zijn geboorteland. Je bent lid van een dansvereniging die dreigt op te houden te bestaan omdat ze de zaalhuur niet meer kan betalen. Je hebt een goed plan om het openbaar openbaar vervoer in jouw stad te verbeteren. Je wilt voorkomen dat mensenrechten mensenrechten in Zuid-Amerika worden geschonden.
wat kun je volgens jou het beste doen? Protesteren en de massamedia alarmeren zijn een goede oplossing. Procedures aanspannen heeft in dit stadium weinig effect. Een verzoek indienen bij de gemeente om subsidie. Verder een actiegroep oprichten ter behoud van de dansvereniging. Contact opnemen met een lokale bestuurder en hem de plannen voorleggen. De massamedia benaderen, protesteren of een Kamerlid aanschrijven met de vraag om wat tegen deze misstanden te doen. Je wilt graag dat iemand uit jouw provincie in Op deze persoon stemmen en voor hem de Tweede Kamer komt. campagne gaan voeren. Je komt erachter dat je over heel veel veel zaken Lid worden van een politieke partij of een wel een onderbouwde mening hebt die je actiegroep. graag zou willen laten horen.
12. IN HET NIEUWS blz. 71 a. De afgebeelde afgebeelde dictators dictators zijn Ahmedinejad Ahmedinejad (Iran, (Iran, vanaf 2005) 2005) en Mugabe Mugabe (Zimbabwe, (Zimbabwe, vanaf 1980). 1980). b. Ahmedinejad noemde Israël een tumor in het Midden-Oosten, ontkent de holocaust en gijzelde Britse soldaten omdat zij in Iraanse territoriale wateren zouden zijn geweest.
parlementaire democratie
8. In een democratie democratie worden worden beslissingen beslissingen genomen genomen door gekozen gekozen volksvertegenwo volksvertegenwoordigers. ordigers. Bij erfopvolging is er echter van kiezen geen sprake. U kunt in een klassengesprek al een voorschotje nemen op de beperkte politieke rol van het staatshoofd in onze parlementaire democratie (zie hoofdstuk 5). 9. Eigen uitwerking leerling. Deels een dictatuur: de leiders (directie en docenten) bepalen grotendeels de regels. Deels een indirecte democratie: er is inspraak (leerlingenraad, ouderraad, klachtenprocedures) mogelijk.
10. ORGAANDONATIE blz. 71 a. Eigen mening leerling. In dit systeem staat iedereen zijn organen af behalve wanneer je bezwaar maakt tegen donatie. Dit zou ertoe moeten leiden dat er meer donororganen beschikbaar komen. b. BNN kondigde kondigde aan dat de show een wedstrijd wedstrijd was. Een ongeneeslijk ongeneeslijk zieke zieke vrouw zou kiezen aan welke welke van de drie nierpatiënten zij een nier zou afstaan. Van tevoren maakten veel mensen (en politici) bezwaar tegen het programma. Op het eind van de uitzending bleek het een schijnwedstrijd, bedoeld om aandacht te vragen voor het donorentekort. De doodzieke vrouw was een toneelspeelster en er werd geen nier weggegeven. De show kreeg in binnen- en buitenland enorm veel aandacht. c. Eigen mening leerling. U kunt deze vraag als uitgangspunt nemen voor een klassengesprek. Zie daarvoor de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding.
11. POLITIEKE INVLOED blz. 71 Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking:
situatie Je hoort dat een klasgenoot, klasgenoot, die al zeven jaar in Nederland woont, terug moet naar zijn geboorteland. Je bent lid van een dansvereniging die dreigt op te houden te bestaan omdat ze de zaalhuur niet meer kan betalen. Je hebt een goed plan om het openbaar openbaar vervoer in jouw stad te verbeteren. Je wilt voorkomen dat mensenrechten mensenrechten in Zuid-Amerika worden geschonden.
wat kun je volgens jou het beste doen? Protesteren en de massamedia alarmeren zijn een goede oplossing. Procedures aanspannen heeft in dit stadium weinig effect. Een verzoek indienen bij de gemeente om subsidie. Verder een actiegroep oprichten ter behoud van de dansvereniging. Contact opnemen met een lokale bestuurder en hem de plannen voorleggen. De massamedia benaderen, protesteren of een Kamerlid aanschrijven met de vraag om wat tegen deze misstanden te doen. Je wilt graag dat iemand uit jouw provincie in Op deze persoon stemmen en voor hem de Tweede Kamer komt. campagne gaan voeren. Je komt erachter dat je over heel veel veel zaken Lid worden van een politieke partij of een wel een onderbouwde mening hebt die je actiegroep. graag zou willen laten horen.
12. IN HET NIEUWS blz. 71 a. De afgebeelde afgebeelde dictators dictators zijn Ahmedinejad Ahmedinejad (Iran, (Iran, vanaf 2005) 2005) en Mugabe Mugabe (Zimbabwe, (Zimbabwe, vanaf 1980). 1980). b. Ahmedinejad noemde Israël een tumor in het Midden-Oosten, ontkent de holocaust en gijzelde Britse soldaten omdat zij in Iraanse territoriale wateren zouden zijn geweest.
parlementaire democratie
Mugabe onteigende en verjoeg blanke boeren van hun grond. Hij bestrijdt de oppositie met geweld. Tachtig procent van de bevolking is werkloos, er is enorme armoede en de inflatie is gigantisch.
parlementaire democratie
DISCUSSIE blz. 72 Zie de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding. Hieronder staan enkele voorbeelden van argumenten voor en tegen de stellingen.
“De helmplicht voor brommerrijders is onzin.” argument voor : argument tegen: tegen:
De overheid moet zich er niet mee bemoeien. Als je jezelf niet wilt beschermen moet je die keuze keuze hebben. De ove overh rhei eid d moet moet me mensen nsen bes besch cher erme men n tege tegen n eige eigenw nwij ijsh shei eid, d, do domhei mheid d en en onwetendheid. Omdat de overheid verantwoordelijk is voor de (betaalbaarheid van de) gezondheidszorg mogen ze ook wat van de bevolking eisen.
“Als een Nederlander in het buitenland wordt gepakt voor drugssmokkel hoeft de Nederlandse ambassade geen hulp te bieden.” argument voor : argument tegen: tegen:
Moet Moet je maar maar niet iet zo zo dom dom zijn zijn.. Waar Waarom om zou zou de de ove overh rhei eid d hul hulp p bie biede den n als als je bewu bewust st de wet overtreedt? De over overhe heid id moet moet haar haar onde onderd rdan anen en prob prober eren en te bes besch cher erme men, n, ook ook in het het bui buite tenl nlan and. d. Zeker wanneer het gaat om landen waar de mensenrechten worden geschonden.
“Als je na je veertiende niet meer naar school wilt, mag de overheid jou niet verplichten.” argument voor : argument tegen: tegen:
Het Het hee heeft ft gee geen n zin zin om mens mensen en te verp verpli lich chte ten n naa naarr sch schoo ooll te te gaa gaan n als als ze echt echt niet niet willen. De over overhe heid id moet moet er alle alles s aan aan doen doen om ervo ervoor or te zorg zorgen en dat dat de de jeu jeugd gd goed goed onderwijs geniet. Jongeren zonder een goede opleiding zijn de werklozen van de toekomst.
“Alcohol drinken in een horecagelegenheid voordat je zestien bent, moet je niet verbieden.” argument voor : argument tegen: tegen:
Het Het is is de de vri vrije je keuz keuze e van van iede iedere reen en wat wat hij hij of zij zij wil wil eten eten en drin drinke ken. n. Mense ensen n heb hebbe ben n recht op deze vrijheid. Alco Alcoho holl is is scha schade deli lijk jk,, voor vooral al voor voor jong jonger eren en.. De De ove overh rhei eid d moe moett mens mensen en daar daarte tege gen n beschermen.
13. POLITIEK OP NIVEAU blz. 72
besluit 1. De besliss beslissing ing dat dat de Nederland Nederlandse se soldate soldaten n uit Afghanistan terugkomen naar Nederland. 2. Het besluit besluit om een parkeergar parkeergarage age te bouwen bouwen onder onder een plein. 3. Een rookverbod in de Nederlandse horeca. 4. Het aanleg aanleggen gen van van een extra extra rijstro rijstrook ok op de de weg tussen Amsterdam en Haarlem. 5. Het verhog verhogen en van het het aantal aantal lesuren lesuren voor havo havo en vwo. 6. Het vergro vergroten ten van de internat internationa ionale le troepenma troepenmacht cht voor Darfur in Sudan. 7. Het verbied verbieden en van van zogenaa zogenaamde mde zuipcara zuipcaravans vans en en -keten vanwege alcoholmisbruik door minderjarigen. 8. Het besluit besluit om de euro euro in te voeren voeren als als wettig wettig betaalmiddel in Turkije. 9. Het besluit om bo bomen te te kappen in het park.
bestuurlijk niveau landelijk en Europees niveau
gemeentelijk niveau landelijk niveau provinciaal en landelijk niveau landelijk niveau landelijk en wereldniveau gemeentelijk niveau Europees en landelijk niveau gemeentelijk niveau
parlementaire democratie
14. AUNG SAN SUU KYI blz. 72 Deze activiste heeft een groot deel van haar persoonlijke vrijheid opgegeven om haar land tot een democratie democratie te maken. Zij leeft dagelijks in onvrijheid en wellicht in onveiligheid. onveiligheid. De Nobelprijs heeft haar wel de nodige status gegeven waardoor ze misschien wat veiliger is.
15. HOE VRIJ IS DE WERELD? blz. 73 a. Noorwegen Noorwegen – VS – Turkije Turkije - Zuid-Afrika Zuid-Afrika – Rusland - Afghanistan Afghanistan - Libië - Noord-Kore Noord-Korea. a. Over deze uitslag valt te discussiëren. Dat betreft vooral de positie van Turkije, Rusland en Zuid-Afrika. Zuid-Afrika. Vraag: welke eigenschappen heeft een land dat vrij is? b. Europa, Europa, Noord Noord-Ame -Amerika rika en Ocea Oceanië. nië. c. Japan, Japan, Taiwan Taiwan,, India India en en Mongol Mongolië. ië. d. - De situatie situatie bespr bespreken eken in in internati internationa onale le organis organisatie aties s als de EU en VN. VN. - Via de minister van Buitenlandse Buitenlandse Zaken Zaken en de ambassade ambassade druk uitoefenen. uitoefenen. e. Eigen mening leerling. De neiging bestaat het diagram van de vrije mensen het belangrijkste te vinden. Het gaat tenslotte om de vrijheid van mensen. Maar het diagram van de vrije landen biedt meer aanknopingspunten voor beleid en actie. Opvallend is dat in de niet-vrije landen relatief veel mensen wonen. f. In Azië. Dat komt door de grote inwonertallen van Rusland en vooral China.
16. DICTATUREN EN DICTATORS blz. 73 Chili Sovjet Unie China
Pinochet Stalin Mao Zedong
Irak Duitsland Noord-Korea
Saddam Hoessein Hitler Kim Jong-Il
Cambodja Cuba
Pol Pot Fidel Castro
Spanje
Franco
vroeger (tot 1973, hij is nooit berecht voor zijn misdaden) vroeger (tot zijn dood in 1953) vroeger (in 1959 trad hij af als voorzitter van de Volksrepubliek, hij bleef tot zijn dood in 1976 echter de machtigste politicus van China) vroeger (tot ( tot de Amerikaanse inval in 2003) vroeger (op 30 april 1945 pleegde hij zelfmoord) nu (na een rouwperiode van drie jaar werd hij in 1997 leider van de Koreaanse Arbeiderspartij) vroeger (tot hij verdreven werd in 1978) nu (vanaf 2006 wegens ziekte niet meer in openbaar opgetreden) vroeger (tot zijn dood in 1975)
parlementaire democratie
2 POLITIEKE STROMINGEN VRAGEN blz. 74 1. Waarden en normen, sociaaleconomische verhoudingen en de machtsverdeling in de samenleving. 2. Een partij die niet strikt uitgaat van een bepaalde ideologie is D66. Dat geldt ook voor de PVV, de partij (of beweging) van Rita Verdonk en de Partij voor de Dieren. Tegenwoordig lijkt de ideologie van partijen steeds minder zichtbaar. 3. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden van conservatieve standpunten zijn: - Het kiesstelsel in Nederland moet ongewijzigd blijven. - Het eierenrapen in Friesland moet voortgezet worden. - De AOW-leeftijd blijft op 65 jaar. Voorbeelden van progressieve standpunten zijn: - Er moet meer ruimte zijn voor stamcelonderzoek. - Openbaar vervoer moet gratis worden. - Verlenging van het ouderschapsverlof. 4. Links gelooft in een sterke overheid en rechts wil graag dat de overheid zich meer terugtrekt. Rechts vertrouwt op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. 5. Eigen uitwerking leerling. U kunt deze vraag als uitgangspunt nemen voor een klassengesprek. Zie daarvoor de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding. 6. Progressieve mensen willen dingen in de maatschappij veranderen. Daarvoor is een sterke overheid nodig die dat regelt. 7. Het liberalisme leidde tot slechte arbeidsomstandigheden voor de arbeiders. De socialisten richtten zich op deze wantoestanden. 8. a. Het liberalisme is tegen veranderingen die leiden tot een sterkere overheid. b. Nee, het liberalisme is ontstaan als een beweging die tegen de macht van de koning en de adel was. Zij pleitte juist voor verandering van de situatie zoals die toen was. Ook waren er progressieve liberalen die zich tegen de slechte arbeidsomstandigheden van de arbeiders verzetten. 9. Sociaaldemocraten willen dat de overheid actief, sturend optreedt. Liberalen willen dat de overheid zich zo veel mogelijk op de achtergrond houdt. Christendemocraten nemen een tussenpositie in. Zij willen dat de overheid er is als vangnet wanneer zaken niet opgelost kunnen worden door burgers onderling.
parlementaire democratie
10. TRADITIE OF VERANDERING blz. 75 conservatief / progressief / reactionair “Langdurig verslaafden kun je het beste gratis heroïne geven.” progressief “Abortus moet weer strafbaar worden.” reactionair “Winkeliers moeten zelf bepalen wanneer zij open willen zijn.” progressief “Groene stroom moet veel goedkoper worden.” progressief “Het huwelijk is uitsluitend bedoeld voor man en vrouw.” reactionair “Nederland moet de hypotheekrenteaftrek handhaven.” conservatief “De Nederlandse burgers moeten rechtstreeks de minister-president kiezen.” progressief “De EU moet minder macht krijgen.” reactionair
11. SAMENVATTING POLITIEKE IDEOLOGIEËN blz. 75
Belangrijkste normen en waarden
socialisme Waarde: gelijkwaardigheid.
Norm: zwakkeren moeten beschermd worden.
De overheid heeft een Verhouding tussen actieve rol om kennis, overheid en inkomen en macht te burgers spreiden.
Gewenste sociaaleconomisch e verhoudingen
Particulier initiatief met een actieve bemoeienis door de overheid. De verzorgingsstaat is hiertoe een goed middel.
confessionalisme liberalisme Waarde: gezamenlijke Waarde: vrijheid. verantwoordelijkheid. Norm: vrijheden van Norm: mensen mensen en moeten voor elkaar instellingen moeten zorgen en beschermd worden. verantwoordelijkheid op zich nemen.
De overheid voert alleen taken uit die niet door mensen zelf kunnen worden verricht.
De overheid beperkt zich tot haar kerntaak (bescherming van de rechtsstaat) en laat burgers zo veel mogelijk vrij.
Een harmonieuze samenwerking van werkgevers en werknemers.
Het vrije ondernemerschap moet zo veel mogelijk ruimte krijgen (binnen een wettelijk kader).
12. BALKENENDE SPREEKT blz. 75 a. De tekenaar vindt Balkenende niet “volstrekt helder” (de woorden die Balkenende graag zelf gebruikt). Hij is niet eenduidig in zijn opvattingen. b. Eigen mening leerling.
parlementaire democratie
13. LINKS OF RECHTS blz. 76 Het gaat er bij deze oefening om dat de leerlingen de basisprincipes leren herkennen van de verschillen tussen links en rechts. Het hier gemaakte onderscheid is bedoeld om de leerling een schematisch beeld te bieden.
standpunt
1. Verhuurders van woningen moeten zelf kunnen bepalen hoeveel huur ze vragen. 2. Bedrijven die het moeilijk hebben moeten niet gesubsidieerd worden; zwakke bedrijven zullen dan vanzelf verdwijnen. 3. Als kansarme jongeren vandalisme plegen, heeft streng straffen weinig zin; men moet hen helpen een zinvolle toekomst op te bouwen. 4. De superwinsten van grote concerns behoren aan de staat te worden afgedragen. 5. Leerlingen moeten waar mogelijk mee kunnen beslissen over de opzet van hun eigen opleiding. 6. Topbestuurders zijn hun miljoenensalaris meer dan waard. 7. Om de werkgelegenheid te verbeteren, moeten de minimumlonen verlaagd worden en op den duur zelfs afgeschaft worden. 8. Goedkoop openbaar vervoer is de beste oplossing voor het fileprobleem. 9. Wie meer verdient, moet meer premie betalen voor de zorgverzekering. 10. De belastingen moeten omlaag. Geen enkele burger mag meer dan 50 procent belasting betalen. 11. Jongeren tot 27 jaar moeten geen bijstand meer krijgen.
links of rechts rechts
uitleg
rechts
Nadruk op economische vrijheid en een passieve overheid; door de economische bedrijvigheid zo veel mogelijk zijn eigen gang te laten gaan ontstaat er vanzelf een natuurlijk evenwicht. Nadruk op bescherming van de zwakkeren in de samenleving.
links
Nadruk op persoonlijke vrijheid en maximale zeggenschap over eigen (woning)bezit.
links
Nadruk op de eerlijke verdeling van inkomens en op het belang van een actieve overheid.
links
Nadruk op de eerlijke verdeling van macht, of anders gezegd medezeggenschap; niet alleen op het werk, maar ook op school.
rechts
Nadruk op economische vrijheid; bedrijven moeten zo vrij mogelijk worden gelaten welke lonen ze willen betalen. Nadruk op economische vrijheid; bedrijven moeten zo vrij mogelijk worden gelaten welke lonen ze willen uitbetalen.
rechts
links
Nadruk op actieve houding van de overheid inzake fileproblematiek, verbetering milieu.
links
Mensen moeten bijdragen naar draagkracht. Dit zorgt voor meer gelijkheid.
rechts
Een passieve overheid kan met minder geld toe.
rechts
Passieve rol overheid. Burgers moeten zichzelf redden en niet afhankelijk worden
parlementaire democratie
12. Een schoon milieu is links belangrijker dan economische groei. 13. Mensen moeten weer links en fatsoenlijk met elkaar rechts omgaan. Er moet een einde komen aan de ‘hufterigheid’.
van de overheid. Nadruk op milieubehoud. Welzijn gaat boven welvaart. Beide streven hiernaar. Rechts noemt het een ‘terugkeer van normen en waarden’, links noemt het ‘solidariteit’.
parlementaire democratie
14. POLITIEKE GRAADMETER blz. 77 Deze opdracht kunt u ook klassikaal behandelen. Bij tijdgebrek kunt u de onderstaande punten 1 t/m 4 overslaan. 1. U geeft aan dat begonnen zal worden met (uiteraard anonieme) verkiezingen in de klas. 2. De leerlingen dienen eerst te weten op welke partijen zij kunnen stemmen. Daartoe zet u nog eens, in samenspraak met de klas, van links naar rechts de Tweede Kamerpartijen op het bord. U geeft eventueel per partij een korte toelichting: herkomst en ontstaan, belangrijkste ideeën, lijsttrekker. 3. U deelt briefjes uit die dienen als stembiljet. De leerlingen vullen een partij in (zo min mogelijk blanco!). Na het ophalen van de briefjes laat u de uitslag op het bord turven. De leerlingen noteren deze uitslag in hun schrift. 4. Vraag een aantal leerlingen naar hun stemmotivatie. De verschillende argumenten worden met elkaar vergeleken. Vervolgens kunt u, ook weer in samenspraak met de klas, het volgende dictaat op het bord zetten:
Waarom stemt iemand op een bepaalde partij? Motieven kunnen onder meer zijn: a. de standpunten van de partij; b. financiële en economische belangen; c. politieke berekening: de mate waarin de partij politieke macht kan uitoefenen; d. levensovertuiging; e. beïnvloeding door anderen; f. het imago van de lijsttrekker; g. het imago van de partij.
Discussievraag : door welke factoren zou iemand zijn keuze eigenlijk het meest moeten laten bepalen? 5. U geeft aan dat de politieke graadmeter betrekking heeft op een aantal standpunten van de verschillende partijen. De test helpt de leerlingen bij het ontwikkelen van de eigen politieke voorkeur. Het doel is om de leerlingen een eerste indicatie te geven hoe links of hoe rechts zij zijn. 6. Laat de leerlingen bij elke stelling aankruisen of zij het er mee eens zijn (eens kolom) of mee oneens (oneens kolom). Wanneer een leerling een tussenstandpunt inneemt, mag hij de stelling openlaten. Wanneer dat nodig is, geeft u een toelichting op de stellingen. De leerlingen mogen alleen ‘mee eens’ aankruisen, wanneer ze met de hele stelling kunnen instemmen. Gedeeltelijk instemmen met een standpunt betekent: mee oneens, of openlaten. 7. U leest de puntenverdeling voor (zie onder en volgende bladzij). De leerlingen noteren hun puntenaantal telkens in de puntenkolom. Elk niet ingevuld standpunt levert 2 punten op. 8. De leerlingen tellen aan het eind al hun punten op. U schrijft de onderstaande indeling op het bord, en noteert het aantal bijbehorende leerlingen.
- 23 t/m 40 (links) - 41 t/m 51 (midden) - 52 t/m 69 (rechts) 9. Vergelijk deze uitslag met de resultaten van de eventueel eerder in de les gehouden verkiezingen. Bespreek eventuele verschillen. Welk kabinet zou er gevormd kunnen worden op basis van de politieke verhoudingen in de klas?
parlementaire democratie
Puntentelling politieke graadmeter 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
eens
oneens
3 1 1 3 1 3 3 3 1 3 1 1
1 3 3 1 3 1 1 1 3 1 3 3
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
eens
oneens
3 1 3 1 3 1 1 3 1 1 3
1 3 1 3 1 3 3 1 3 3 1
15. VERBETER DE FOUTEN blz. 78 Het foute woord is hier vervangen door een woord in hoofdletters. 1. Een ander woord voor PROGRESSIEF is vooruitstrevend. Of: een ander woord voor conservatief is BEHOUDEND. 2. Linkse partijen komen vooral op voor de belangen van WERKNEMERS. Of: RECHTSE partijen komen vooral op voor de belangen van werkgevers. 3. Socialisten zijn TEGEN de vrijemarkteconomie. Of: LIBERALEN zijn vóór de vrijemarkteconomie. 4. De econoom Marx was een van de belangrijkste COMMUNISTEN. 5. De grootste christendemocratische partij is het CDA. 6. Linkse partijen willen dat de overheid zich ACTIEF opstelt. Of: RECHTSE partijen willen dat de overheid zich passief opstelt.
16. WELKE IDEOLOGIE? blz. 78 cartoon links Confessionalisme. De burgers onderling zijn het vangnet voor mensen die zich niet staande kunnen houden in deze maatschappij. Ook het socialisme gaat nadrukkelijk uit van solidariteit. Maar daar vormen niet de burgers, maar de overheid het vangnet. cartoon rechts Liberalisme. De zakenman laat zich laatdunkend uit over mensen die staken. Een liberaal gelooft in meer vrijheid voor (onder andere) het bedrijfsleven. Bij een staking worden de macht en vrijheid van het bedrijfsleven ter discussie gesteld.
3 POLITIEKE PARTIJEN VRAGEN blz. 79 1. Een belangenvereniging komt op voor de belangen van een bepaalde groep mensen, bij een politieke partij draait het om het algemene belang. Datgene wat het beste is voor de meeste mensen. 2. Een actiegroep komt op voor één bepaalde zaak terwijl een belangengroep opkomt voor de belangen van één bepaalde groep mensen. 3. De LPF had niet over alle onderwerpen een duidelijke mening maar zij waren vooral tegen de manier waarop in Den Haag beslissingen werden genomen door de bestaande partijen. De LPF zette zich af tegen de ‘oude politiek’. 4. Eigen uitwerking leerling. De integratie komt neer op het combineren van standpunten tot een samenhangend partijprogramma dat vertaald kan worden in beleid. 5. Eigen uitwerking leerling. Een eerlijke verdeling van kennis kan door studiefinanciering te geven afhankelijk van het inkomen van de ouders. Kinderen met ouders die weinig verdienen hebben zo ook de mogelijkheid om te studeren. Een eerlijke verdeling van inkomen kan door een progressieve belastingheffing. Hoe meer je verdient, hoe meer je af moet dragen. Een eerlijke verdeling van macht kan door de burger meer inspraak te geven in politieke besluitvorming, bijvoorbeeld door een referendum. 6. VVD is VOORSTANDER van belastingverlaging omdat zij de rol van de overheid wil beperken. Burgers moeten in eerste instantie zichzelf redden. Door de beperkte rol van de overheid, heeft die minder geld nodig. 7. - De SP wil de hogere inkomens meer belasting laten betalen. Denk aan de graaitax. - De SP wil de uitkeringen en het minimumloon verhogen. 8. a. Omdat de Partij voor de Vrijheid zich vrijwel uitsluitend richt op de onderwerpen allochtonen en islam. Over veel andere onderwerpen heeft de partij weinig (uitgesproken) standpunten. b. De Partij voor de Dieren is een partij die zich vooral richt op dierenwelzijn. Bij andere kwesties stemmen zij vaak mee met de linkse partijen. Toen de PvdD twee zetels behaalde, kreeg dat wereldwijd aandacht. In geen een parlement bestond namelijk een partij die zich vooral richt op de rechten van dieren. Voer een klassengesprek over de zin en het effect van kleine, principiële partijen in het parlement.
9. IN HET NIEUWS blz. 80 Deze twee staatssecretarissen Albayrak (Justitie) en Aboutaleb (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) hebben naast het Nederlandse paspoort ook een paspoort van hun
geboorteland, respectievelijk Turkije en Marokko. De PVV dacht dat er mogelijk belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan en wilde de benoeming tegenhouden.
10. WAT HOORT BIJ WAT? blz. 80 progressief
i.
Benadrukt de gebreken in de samenleving en pleit voor grondige veranderingen. conservatief f. Benadrukt meer datgene wat bereikt is. socialisme e. Politieke stroming die streeft naar gelijkheid en gelijkwaardigheid. liberalisme g. Politieke stroming die streeft naar zo veel mogelijk persoonlijke en economische vrijheid. christendemocratie j. Politieke stroming die zich in het politieke midden bevindt. ideologie d. Het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. politieke partij b. Een groep mensen die dezelfde ideeën heeft over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden. politici c. Personen die tot taak hebben verantwoorde keuzes te maken bij maatschappelijke kwesties. protestpartij h. Ontstaat uit onvrede met de bestaande politiek. rechts-extremistische partij a. Beschouwt het eigen volk als superieur en heeft een nationalistische ideologie.
11. HALSEMA POPULAIR blz. 80 a. Femke Halsema is van GroenLinks. Deze partij is niet liberaal, maar streeft juist naar een gelijkwaardiger verdeling van kennis, inkomen en macht. b. Eigen mening leerling. Discussie: wat bepaalt of een politicus goed of slecht is?
12. AFFICHES blz. 81 Van links naar rechts: - GroenLinks - D66 - Partij voor de Dieren - VVD
13. TEST JE POLITIEKE POSITIE blz. 81 De leerlingen zetten eerst de twaalf waarden in volgorde van hun persoonlijke voorkeur. De leerling bepaalt zijn of haar politieke positie als volgt: 1. Op de horizontale as moet een verticale lijn geplaatst worden op het cijfer dat is toegekend aan het begrip economische vrijheid . 2. Op de verticale as moet een horizontale lijn geplaatst worden op het cijfer dat is toegekend aan het begrip gelijkwaardigheid . Het snijpunt van de lijnen geeft de politieke positie weer. In het schema op pagina 79 in het lesboek kan de leerling verhoudingsgewijs zien bij welke partij hij of zij het meeste in de buurt komt. Deze test is uiteraard globaal, met name doordat de begrippen progressief en conservatief niet eenduidig zijn. Deze test geeft slechts een indicatie voor een politieke plaatsbepaling.
DISCUSSIE blz. 81 a. Eigen uitwerking leerling. b. Zie de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding. Boeiend is standpunten of stellingen te nemen met een uitgesproken karakter. Drie voorbeelden: - PVV: na drie zware geweldsmisdrijven levenslang; niet-Nederlandse wetsovertreders direct het land uit. - ChristenUnie: drugsgebruik in openbare ruimte hard aanpakken. - SP: stijging van het sociaal minimum met 10 procent.
14. WELKE PARTIJ? blz. 82
1. Van de huidige oppositiepartijen is dit de grootste. 2. Wil een sollicitatieplicht voor alleenstaande moeders met jonge kinderen. 3. Wil het minimumloon verlagen. 4. Is typisch liberaal. 5. Is typisch socialistisch. 6. Is voor gratis openbaar vervoer. 7. Wil dat vooral lagere inkomens stijgen. 8. 9. 10. 11.
partij(en) 1. SP 2. VVD
3. 4. 5. 6. 7.
Is voor een zorgzame samenleving. Opende eigen gezondheidscentra. Wil de gezinshereniging sterk beperken. Vindt dat autobezitters niet extra moeten betalen voor milieuvervuiling. Heeft traditioneel veel aanhang in de grote steden. Is een samenvoeging van KVP, ARP en CHU. Het kraamverlof voor mannen moet worden uitgebreid van twee naar vijf dagen. De kleinste regeringspartij in het kabinet-Balkenende IV. Overheidssteun, zoals huursubsidie, kan worden verlaagd. Deelde tijdens de verkiezingscampagne tomatensoep uit. Zij hebben vooral aanhang in de zogenaamde ‘bible-belt’. Partij van Mark Rutte. Zusterpartij van de Engelse Labourparty van Tony Blair. Wil winkels gesloten houden op zondag.
8. 9. 10. 11.
Wil dat rijke AOW’ers meebetalen aan de verzorgingsstaat. Wil meer blauw op straat. Wil dubbeldeks-snelwegen aanleggen. Is opgericht uit protest tegen het vastgelopen politieke systeem. 26. Leverde Dries van Agt, Ruud Lubbers en Jan Peter Balkenende als premier. 27. Heeft een vrouwelijke fractievoorzitter 28. Is met name in dorpen zoals Wassenaar en Laren zeer populair.
22. 23. 24. 25.
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
VVD VVD SP, GroenLinks GroenLinks PvdA, SP, GroenLinks CDA SP PVV VVD
12. PvdA 13. CDA 14. GroenLinks 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
ChristenUnie VVD SP SGP, ChristenUnie VVD PvdA CDA, SGP, ChristenUnie PvdA VVD, PVV, SGP VVD D66
26. CDA 27. GroenLinks, PvdD 28. VVD
29. Heeft relatief veel aanhang in Limburg en Brabant en weinig in de grote steden. 30. Er moet een einde komen aan de plezierjacht.
29. CDA 30. PvdD
15. WAT HOORT BIJ ELKAAR? blz. 83 Dit betreft een ‘Thinking Skill’. Kenmerkend voor dit soort opdrachten is de nadruk op het leerproces. Daarom wordt aangeraden om een korte nabespreking te houden, waarin u het werken aan deze opdracht met de leerlingen evalueert.
Doel Door de opdracht Wat hoort bij elkaar? leren de leerlingen kenmerken van begrippen te zoeken, te begrijpen en aan elkaar te koppelen. Niet-cognitieve doelen zijn samenwerking en zicht krijgen op het eigen leerproces.
Instructie en didactische tips U kunt de werkwijze uitleggen aan de hand van het voorbeeld in het werkboek. Oefening b. behoeft geen uitgebreide uitleg. Geef wel aan hoeveel tijd de leerlingen voor de totale opdracht krijgen. Dit is afhankelijk het niveau van de klas.
Overige punten van aandacht - Het is belangrijk dat leerlingen tijdens de opdracht met elkaar overleggen. Leg daarom de nadruk op het werken in tweetallen of in groepjes. - Benadruk dat zij duidelijk moeten opschrijven waarom die begrippen bij elkaar horen. - Verduidelijk verder dat er meer goede antwoorden mogelijk zijn. - Geef aan hoeveel tijd de leerlingen voor de totale opdracht krijgen. Dit is afhankelijk van het niveau van de klas. - Geef aan dat ze de begrippen mogen opzoeken in het lesboek. - Help alleen als dat absoluut noodzakelijk is.
Nabespreking In een korte nabespreking komen de doelen van deze oefening duidelijker naar voren: hoe je (samen)werkt, hoe je leert en hoe je keuzes maakt. Stel in de nabespreking aan de orde: - Hoe heb je als tweetal de oefening aangepakt? - Waarom hebben jullie juist die begrippen bij elkaar gezet? - Hoe hebben andere tweetallen het probleem aangepakt? - Welk tweetal heeft andere begrippen bij elkaar gezet en waarom? - Wat vinden de leerlingen van de antwoorden van anderen? Omdat het leerproces zelf centraal staat, is de opdracht niet geschikt voor het geven van cijfers. a. Eigen uitwerking leerling. b. Leerlingen kunnen binnen iedere stroming zes begrippen uitkiezen. Leerlingen kunnen ook indelingen maken die niet gebaseerd zijn op de politieke stromingen.
Voorbeelduitwerking Helaas staat in deze opdracht een kleine fout. Er zijn 29 begrippen waardoor leerlingen geen vier maar vijf begrippen overhouden.
Titel : christendemocratie rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid, CDA, politieke midden, SGP, Begrippen: normen en waarden.
Titel : liberalisme Begrippen: VVD, passieve overheid, persoonlijke vrijheid, economische vrijheid, vrijemarkteconomie, rechts.
Titel : sociaaldemocratie gelijkwaardigheid, actieve overheid, achterstandspositie, PvdA, SP, links. Begrippen: Titel : proteststromingen achterkamertjespolitiek, D66, one-issue, onvrede, Fortuyn, Geert Wilders. Begrippen: In dit voorbeeld blijven dus de volgende begrippen over: conservatief, reactionair, eigen initiatief, progressief, one-issue, burgerinspraak.
4 VERKIEZINGEN VRAGEN blz. 84 1. a. Vrij houdt in dat iedereen vrij is te stemmen op de partij van de eigen voorkeur. Ook ben je vrij om niet te stemmen. Geheim wil zeggen dat niemand weet op welke partij iemand gestemd heeft. Er wordt dus niet geregistreerd op welke partij je hebt gestemd. b. Bij geheime verkiezingen kan niemand gedwongen worden een bepaalde keuze te maken. 2. Actief kiesrecht: je stem mogen uitbrengen. Dit mag vanaf achttien jaar. Passief kiesrecht: je verkiesbaar mogen stellen. Dit mag ook vanaf achttien jaar. 3. Bij verkiezingen gaat het om vertegenwoordigers van (interne en externe) Nederlandse belangen. Buitenlanders hebben waarschijnlijk andere belangen. Als buitenlanders wel zouden mogen stemmen in Nederland, zouden zij in theorie een partij kunnen steunen die standpunten heeft die niet in het belang zijn van Nederland. 4. Voordeel: personen die alleen maar een grap willen uithalen, bedenken zich wel. Nadeel: mensen met serieuze bedoelingen, die geen 11.000 euro op tafel kunnen leggen, hebben geen werkelijke kans in de landelijke politiek. Eigen mening leerling. 5. Die bepaalt tijdens de campagne het gezicht van de partij. De lijsttrekker is dan ook over het algemeen de partijleider. Vraag de leerlingen naar de namen van enkele lijsttrekkers. Zijn er ook partijen met vrouwelijke lijsttrekkers? 6. - Een persoon kan wanneer deze de partij wil verlaten zijn zetel claimen zonder dat de partij daar iets tegen kan doen. Bijvoorbeeld Geert Wilders - gekozen voor de VVD – splitste zich ooit af en ging als eenmansfractie verder. - Door voorkeurstemmen kan een persoon die laag op de lijst staat toch een zetel krijgen. 7. a. Het voordeel van de stemwijzer is dat mensen op eenvoudige wijze kunnen zien welke partij inhoudelijk het beste bij hen past. De Stemwijzer houdt alleen rekening met de standpunten en niet met de aantrekkingskracht van de lijsttrekker. Het gevaar is dat mensen helemaal op de Stemwijzer afgaan. Bij de Stemwijzer worden ingewikkelde kwesties soms erg bondig samengevat. Dan is het de vraag of het bijbehorende stemadvies nog wel recht doet aan de meer genuanceerde partijstandpunten. b. Eigen uitwerking leerling. Behandel deze vraag ook klassikaal. Vraag naar de motivatie voor hun mening. U kunt samen met de leerlingen nog eens op een rijtje zetten welke manieren er zijn om je politieke keuze te bepalen. 8. Eigen mening leerling. Voorafgaand aan verkiezingen is de tv het medium bij uitstek voor politici om zich aan het grote publiek te tonen. Dit heeft tot gevolg dat presentatie het vaak wint van inhoud. Niet meer de partijprogramma’s zijn doorslaggevend maar bepalend is hoe een lijsttrekker overkomt. Wat vinden de leerlingen hiervan?
9. Eigen mening leerling. De kwestie heeft tot veel commotie in de VVD geleid. Vraag: bijna altijd krijgt de lijsttrekker verreweg de meeste stemmen. Hoe kwam het dat Rita Verdonk, als de nummer twee op de kandidatenlijst, zoveel voorkeurstemmen kreeg? Betrek in het klassengesprek de huidige activiteiten en positie van Rita Verdonk.
10. KIESDELER blz. 85 a. Het afgeronde opkomstpercentage is 75 procent. 9 miljoen gedeeld door 12 miljoen. b. De kiesdeler is in dit geval 60.000. 9 miljoen uitgebrachte stemmen gedeeld door 150 zetels. c. Deze partij krijgt dan 5 zetels. 300.000 gedeeld door 60.000.
11. TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN blz. 85 a. De PvdA en het CDA hebben in 2006 hun zetelaantal geruild ten opzichte van 1998. De VVD is veel kleiner geworden. De SP was in 1998 nog heel klein, maar behoort nu bij de drie grootste partijen. b. De PvdA is negen zetels kwijtgeraakt. Een groot deel van de stemmen is naar de Socialistische Partij gegaan. Ook de LPF verloor veel zetels, namelijk alle acht. Veel LPF-stemmers kozen in 2006 voor de PVV van Geert Wilders. c. 2002 was het einde van acht jaar paars beleid. De regeringspartijen PvdA, VVD en D66 verloren in dat jaar veel zetels. De LPF kreeg met zijn protestgeluid en charismatische leider Fortuyn veel gehoor. Het CDA leek met Jan Peter Balkenende garant te staan voor de terugkeer van normen en waarden. d. Vooral de SGP. Deze partij heeft een zeer trouwe achterban. Het is een kleine partij met uitgesproken standpunten. Bovendien heeft de partij nog nooit verantwoording hoeven afleggen voor het deelnemen aan een coalitie.
12. IN HET NIEUWS blz. 86 a. Deze foto is van 22 november 2006, de avond van de verkiezingsuitslag. b. Voor de SP was deze dag historisch omdat de partij het zetelaantal bijna verdrievoudigde. Van 9 naar 25 zetels en daarmee leek regeringsdeelname zelfs mogelijk te worden. c. Tijdens de informatiefase konden CDA en SP niet tot samenwerking komen. Ideologisch gezien was er te veel afstand.
13. KIESDREMPEL blz. 86 a. D66, GroenLinks, SGP, ChristenUnie en de Partij voor de Dieren. Een kiesdrempel van 5 procent betekent dat een partij acht zetels moet behalen om in de Tweede Kamer te kunnen komen. b. Eigen mening leerling. c. Voordeel: doordat alleen de groter partijen overblijven, wordt de formatie waarschijnlijk ook eenvoudiger en worden de debatten in de Tweede Kamer ook overzichtelijker.
Nadeel: mensen voelen zich minder bij de politiek betrokken omdat er geen partij is die precies dezelfde ideeën heeft als zijzelf.
14. STEMWIJZER blz. 86 Eigen uitwerking leerling. De leerlingen kunnen zelf de test ‘Welke partijen kies je?’ doen. Het gaat om een aangepaste stemwijzer. Het is interessant om enkele leerlingen die vinden dat het advies niet klopt, te vragen naar hun motivatie. Zij zullen waarschijnlijk een enkel afwijkend standpunt als voorbeeld noemen. U kunt hiermee duidelijk maken wat de zwakke kant van dit soort stemwijzers is.
15. WAT HOORT BIJ WAT? blz. 87 democratie e. dictatuur
h.
kabinet politieke macht rechtsstaat
i. g. a.
referendum regering trias politica zwevende kiezer grondwet
f. j. b. d. c.
Een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Een staat waarin de macht in handen is van één persoon of een kleine groep mensen. Alle ministers en staatssecretarissen. Het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. Een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin onder andere de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten. Een volksstemming over een wetsvoorstel. Koningin plus ministers. De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Mensen die van partij wisselen of nog niet weten op wie ze moeten stemmen. Verzameling van de belangrijkste rechten en plichten van burgers en overheid.
16. OPKOMSTPERCENTAGES blz. 87 a. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is de opkomst het hoogst, bij de verkiezingen voor het Europees Parlement is de opkomst het laagst. b. Eigen mening leerling. c. In 2002 is Pim Fortuyn vermoord. Deze politicus had er met de LPF al voor gezorgd dat een heleboel ontevreden burgers weer een stem uit gingen brengen omdat ze vertrouwen hadden in Fortuyn. Na zijn dood zijn veel mensen ook gaan stemmen op Fortuyn als een soort eerbetoon. d. Argument voor : - Verkiezingen zijn zo belangrijk dat je mensen mag verplichten te gaan stemmen. - Een hoge opkomst vergroot het draagvlak van een democratie. Dat rechtvaardigt een opkomstplicht. Argument tegen: - Mogen kiezen is een recht en geen plicht. - Als de opkomst laag is, moeten de partijen zorgen dat de politiek aantrekkelijker wordt voor mensen. - Het is iemand zijn eigen keuze of hij wel of niet gebruik maakt van zijn stemrecht. Eigen mening leerling.
17. WELKE FOTO WEG? blz. 87 Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden van antwoorden: Foto c hoort er niet bij omdat Sharon Dijksma als staatssecretaris van Onderwijs deel uitmaakt van het kabinet. De andere twee zitten in de Tweede Kamer. Foto c hoort er niet bij omdat Sharon Dijksma geen lijsttrekker was van de PvdA. Marianne Thieme en Mark Rutte waren dat wel voor respectievelijk de Partij voor de Dieren en de VVD. Foto b hoort er niet bij omdat Mark Rutte een rechtse partij vertegenwoordigt. De andere twee horen bij linkse partijen. Foto a hoort er niet bij want Marianne Thieme maakt deel uit van een one-issuepartij. De partijen van de andere twee hebben standpunten over heel veel onderwerpen.
5 DE REGERING VRAGEN blz. 88 1. a. Wanneer 76 of meer zetels in de Tweede Kamer bezet zijn door partijen die in het kabinet zitten. b. Omdat het kabinet anders geen steun krijgt van de Tweede Kamerleden en daardoor geen besluiten kan doorvoeren. 2. De informateur informeert naar samenwerkingsmogelijkheden en stelt een regeerakkoord op met de coalitiepartijen. De formateur bekijkt vervolgens welke personen minister of staatssecretaris kunnen worden. Eerst wordt er dus gesproken over de inhoud van het beleid en vervolgens over de ‘poppetjes’. 3. De regering bestaat uit de ministers en de koningin. Het kabinet bestaat uit de ministers en staatssecretarissen. De ministerraad bestaat uit de ministers van het kabinet. 4. Het regeerakkoord bevat in grote lijnen de plannen voor de komende kabinetsperiode van vier jaar. De miljoenennota bestaat uit een financiële begroting voor slechts één jaar. 5. Een demissionair kabinet treedt op na de val van een kabinet of het einde van een kabinetsperiode. Het overbrugt de periode totdat er weer een nieuw kabinet is. Anders zou ons land in een dergelijke periode geen bestuur hebben en dus geen besluiten kunnen nemen. Een demissionair kabinet handelt alleen lopende zaken af. Over wat precies lopende zaken zijn, ontstaat nog wel eens discussie. 6. Nederland is een constitutionele monarchie omdat er sprake is van een koningshuis dat zich moet houden aan de Nederlandse grondwet. Daarin staan de taken en bevoegdheden nauwkeurig omschreven. 7. Ministers: - zijn verantwoordelijk voor de uitvoer van wetten; - doen wetsvoorstellen; - stellen de rijksbegroting op en leggen deze voor aan het parlement. 8. Eigen uitwerking leerling. Bijvoorbeeld als ambtenaren fouten maken in de procedures van asielaanvragen. De minister van Wonen, Wijken en Integratie is daarvoor dan verantwoordelijk. 9. Eigen mening leerling. Meer macht: een staatssecretaris is verantwoordelijk voor een bepaald onderdeel van de portefeuille van de minster. Hij weet daar veel van. Minder macht: een staatssecretaris maakt geen deel uit van de ministerraad en kan zijn minister tijdens ziekte of afwezigheid ook niet vervangen. 10. Het onderzoek is belangrijk omdat men wil weten of de Nederlandse troepen wel onder de juiste voorwaarden naar Irak zijn gegaan. Had het kabinet wel voldoende juiste informatie of heeft het zich laten (mis)leiden door de VS? Eigen mening leerling.
11. Eigen mening leerling. Korte discussie over de rol van koningin Beatrix. Vinden de leerlingen dat zij snel opgevolgd moet worden door prins Willem-Alexander?
12. VOLGORDE KABINETSFORMATIE blz. 89 7
→
5
→
6
→
3
→
8
→
2
→
1
→
4
13. KONINGIN MOET LINTJES KNIPPEN blz. 89 a. Volgens Maas kan de koningin door een informateur te kiezen invloed uitoefenen op de mogelijke samenstelling van een kabinet. b. Eigen mening leerling. c. Voor de monarchie zijn: CDA, VVD, ChristenUnie, PVV, SGP en D66. Tegen de monarchie zijn: PvdA en GroenLinks. De PvdA en GroenLinks hebben de discussie over het koningshuis op een laag pitje gezet omdat veel mensen voorstander zijn van de monarchie. De SP was vroeger voorstander van het verdwijnen van het koningshuis, maar de partij heeft dat standpunt nu laten vallen.
14. TABOEWOORDEN blz. 89 Zie de uitleg in deze handleiding (pag. 38/39) over de ‘Thinking skill’ Taboewoorden, werkboek pag. 34.
Voorbeelden van antwoorden begrip: regering taboewoorden: ministers – koningin – bestuur omschrijving: de benoemde mensen die de belangrijkste politieke beslissingen nemen en ons land dus leiden. begrip: kabinetsformatie taboewoorden: koningin – formateur – ministers omschrijving: de tijd na de verkiezingsuitslag waarin de partijen die een meerderheid in het parlement hebben, samenwerken aan een regeerakkoord.
15. WE GAAN FORMEREN 1 blz. 90 De uitwerking is gebaseerd op de verkiezingen van 2006.
I II
SP
GroenLinks
25
7
PvdD
PvdA
2
33 33
II I I V
25
7
D66 3
CDA
ChristenU nie
41
6
41
6
VVD
SGP
PVV
22
2
9
22
2
9
33 6
V 1. 2. 3. 4.
Zie eerste regel van de tabel. Zie tweede regel van de tabel. Zie derde regel van de tabel. a. Zie vierde regel van de tabel. b. Nee. SP (25), GroenLinks (7) en PvdA (33) hebben samen 65 zetels. c. Met het CDA. De standpunten van deze partij liggen het dichtst bij die van de linkse partijen. Er ontstaat dan een meerderheidskabinet met 106 zetels 5. a. Zie vijfde regel van de tabel. b. Nee. De VVD (22), PVV (9), ChristenUnie (6)en SGP (2) hebben samen 39 zetels. c. Met het CDA. De standpunten van deze partij liggen het dichtst bij die van de rechtse partijen. Samen hebben zij dan een meerderheidskabinet van 80 zetels.
16. WE GAAN FORMEREN 2 blz. 90
coalitiepartij aantal en zetels CDA, VVD en 76 PVV
CDA, PvdA en SP
78
CDA, VVD en SP
76
haalbaar?
De extreme standpunten van de PVV maken de partij vrijwel kansloos. Andere partijen willen niet met de PVV samenwerken. Deze combinatie is overwogen na de laatste verkiezingen. Na vier jaar van rechts beleid was de omslag voor het CDA waarschijnlijk te groot. De combinatie VVD en SP lijkt niet haalbaar ondanks dat er ook ooit een paars kabinet was van VVD, PvdA en D66. De tegenstellingen tussen deze partijen zijn nu vrijwel zeker te groot.
Conclusie: de beste optie lijkt een coalitie van CDA, PvdA en SP. Het is echter maar zeer de vraag of het CDA zich in dit linkse kabinet thuis zal voelen.
17. VERKIEZINGEN VAN 2006 blz. 91 a. De ontbrekende woorden zijn: 1. fractievoorzitters 2. Rijksvoorlichtingsdienst 3. informateur 4. Raad van State
5. voorzitters 6. Tweede Kamer 7. kabinetsformatie 8. meerderheidscoalities b. De coalitie van CDA, PvdA en SP wordt genoemd in het artikel. De politieke afstand tussen de SP en het CDA was te groot. Beide partijen konden of wilden niet samenwerken.
DISCUSSIE blz. 91 Zie de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding.
“Stemmen heeft geen zin.” argumenten voor :
argumenten tegen:
- Als politici eenmaal gekozen zijn, gaan ze hun eigen gang. Alleen in verkiezingstijd hebben politici belangstelling voor de kiezers. - In Den Haag staan de politici ver van de werkelijkheid af. - Als je niet gaat stemmen laat je een kans schieten om invloed uit te oefenen. - Als je geen gebruik maakt van je stemrecht mag je ook niet klagen over de politiek.
“Het koningshuis moet worden afgeschaft.” argumenten voor :
argumenten tegen:
- Ons staatshoofd wordt ons opgedrongen omdat hij of zij via erfopvolging aan de macht komt. Een monarchie is een ouderwetse en ondemocratische manier om een staatshoofd aan te stellen. - In Den Haag staan de politici ver van de werkelijkheid af. - Een monarchie is goedkoper en leuker dan een republiek met een steeds wisselend staatshoofd. - Het staatshoofd is nu iemand die jarenlang op een gedegen wijze ons land vertegenwoordigt en veel mensen een warm Oranjegevoel geeft.
“De partij voor de Vrijheid is een partij met extreme denkbeelden en moet verboden worden.” argumenten voor :
argumenten tegen:
- De uitspraken van Wilders zijn beledigend voor veel allochtone Nederlanders. - De uitspraken van Wilders benadrukken de verschillen en de tegenstellingen in de samenleving, terwijl het de taak van politici is om de sociale cohesie in ons land te bevorderen. - Het hoogste goed in Nederland is de vrijheid van meningsuiting. De democratische rechtsstaat houdt op te bestaan als je politieke partijen gaat verbieden. - Bij een verbod van een extreme partij bestaat het gevaar dat de onvrede dan nog meer toeneemt en de groep letterlijk meer onzichtbaar en dus meer oncontroleerbaar wordt.
“De leeftijdgrens om te kunnen stemmen moet omlaag naar zestien jaar.” argumenten voor :
argumenten tegen:
- De belangen van jongeren worden niet goed vertegenwoordigd door ouderen. - Op je zestiende heb je wel al veel verplichtingen, maar nauwelijks rechten. - Op je zestiende heb je misschien nog niet voldoende kennis, inzicht en overzicht op het terrein van de politiek. - Op je zestiende ben je misschien te gevoelig voor partijen die wel idealistisch maar niet realistisch zijn in de nationale en internationale politiek.
“Politieke partijen moeten ten minste 40 procent van hun zetels in de Tweede Kamer door vrouwen laten innemen.” argument voor : argument tegen:
Een parlement behoort een afspiegeling te zijn van de Nederlandse bevolking. Iedereen heeft gelijke kansen. Het gaat om de kwaliteit van politici en niet om geslacht, geloof of afkomst.
18. WIE ZIJN ONZE MINISTERS? blz. 92 Per rij van boven naar beneden en links naar rechts: Maxime Verhagen, minister van Buitenlandse zaken, CDA. Wouter Bos, minister van Financiën, PvdA. Bert Koenders, minister van Ontwikkelingssamenwerking, PvdA. Jan Peter Balkenende, minister van Algemene Zaken, CDA. Ella Vogelaar, minister van Wonen, Wijken en Integratie, PvdA. Eimert van Middelkoop, minister van Defensie, ChristenUnie. Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat, CDA. Guusje ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken, PvdA. André Rouvoet, minister van Jeugd en Gezin, ChristenUnie. Ronald Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, PvdA. Ernst Hirsch Ballin, minister van Justitie, CDA. Gerda Verburg, minister van Landbouw, CDA.
6 HET PARLEMENT VRAGEN blz. 93 1. - De Tweede Kamer wordt direct gekozen, de Eerste Kamer indirect. - De Tweede Kamer kent 150 leden, de Eerste Kamer 75 leden. - De Tweede Kamer heeft het recht om wetten aan te passen alvorens ze goed- of af te keuren, de Eerste Kamer heeft alleen het recht om wetten goed- of af te keuren. - De Tweede Kamer heeft meer macht dan de Eerste Kamer. 2. Een fractie is de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. De fractievoorzitter zit de vergaderingen van de fractie voor en is de woordvoerder bij belangrijke debatten. 3. De controle van de ministers, omdat zo het gevoerde beleid scherp in de gaten wordt gehouden. Voor de wetgevende taak hebben Kamerleden meestal geen tijd en mankracht. 4. (situatie augustus 2007) De oppositiepartijen zijn de SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, D66, VVD, SGP en de Partij voor de Vrijheid. De belangrijkste oppositieleiders zijn Jan Marijnissen van de SP en Mark Rutte van de VVD. Dit zijn de twee grootste oppositiepartijen. 5. In dat geval zou hij zichzelf moeten controleren en dat kan niet. Een minister mag niet beslissen over wetten die hijzelf maakt. 6. Een amendement is een voorstel tot een wetswijziging die moet worden aangebracht als de meerderheid van de Kamer dat vindt. Een motie is een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister. Ook als de meerderheid van de Kamer achter een motie staat, hoeft een minister zich er niets van aan te trekken. 7. Hij riskeert een motie van afkeuring. Als hij of het kabinet dit als een motie van wantrouwen beschouwt, dan ‘valt’ de minister of het hele kabinet. De minister is overigens niet wettelijk verplicht af te treden na een motie van wantrouwen, maar zal dit in de praktijk wel doen. Stel in een klassengesprek de vraag of ministers niet te lang blijven zitten terwijl ze wel fouten maken en vaak uitspraken doen die ze later weer moeten intrekken. Vraag ook eens welke ministers de leerlingen het meest en minst betrouwbaar vinden. Vraag daarbij uiteraard om een motivatie. Dezelfde vraag kunt u stellen over Kamerleden. 8. Eigen mening leerling. De moties van afkeuring en wantrouwen zijn een sterk middel omdat daardoor niet alleen het functioneren van een minister aan de orde wordt gesteld maar ook vaak de politieke koers van het kabinet. Het recht van enquête (een parlementaire enquête aanvragen) is een ingrijpend middel dat de Kamer kan gebruiken bij onvrede over een bepaald beleid. 9. De Kamerleden zelf dragen geen directe verantwoordelijkheid voor bestuurlijke beslissingen.
10. WIE ZIT WAAR? blz. 94
11. WAT HOORT BIJ WAT? blz. 94 recht van initiatief motie kabinet regering recht van amendement interpelleren parlementaire enquête lobby 1 parlement
3
d. f. c. i. g. h. e. a. b.
5
Leden van de Tweede Kamer mogen wetsontwerpen indienen. Een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister. 8 Ministers en staatssecretarissen. Koningin en ministers. De Tweede Kamer mag een wetsvoorstel op onderdelen wijzigen. 4 Ter verantwoording roepen. Onderzoek naar een deel van het regeringsbeleid. Druk uitoefenen op politici om hen te beïnvloeden. Eerste en Tweede 6 Kamer. 2
7
12. RECHTEN VAN HET PARLEMENT blz. 95
1. Een Kamerlid is het grotendeels eens met een wetsontwerp, maar stelt een kleine wijziging voor. 2. Bij een demonstratie heeft de ME betogers in elkaar geslagen. Een Kamerlid wil dat een minister meteen uitleg komt geven in de Kamer. 3. Na de presentatie van de miljoenennota reageert de Kamer op de hoge uitgaven voor de HSL, de hogesnelheidslijn. 4. Uit publicaties blijkt dat aannemers steekpenningen geven aan wethouders. De Kamer wil een groot onderzoek hierover. 5. Een Kamerlid heeft een omvangrijk plan om werkloze jongeren sneller aan een baan te helpen. 6. Een Kamerlid informeert bij een minister over de trage administratieve afhandeling van de studiefinanciering. 7. Een lid van de Tweede Kamer vindt dat de troepen in Afghanistan te veel gevaar lopen. 8. Veel Kamerleden zijn ontevreden over de uitvoering van het asielbeleid. 9. Na enkele tbs-ontsnappingen vraagt een Kamerlid de Kamer het vertrouwen in de minister van Justitie op te zeggen.
het recht van amendement. het recht van interpellatie. het budgetrecht. het recht van enquête. het recht van initiatief. het recht om vragen te stellen. recht van interpellatie. het recht van motie (motie van afkeuring) het recht van motie (motie van wantrouwen)
13. IN HET NIEUWS blz. 95 a. Er kwamen elf uitgeprocedeerde asielzoekers om die in een cel hun uitzetting afwachtten. De brand ontstond waarschijnlijk door een sigaret van een van de asielzoekers. Het ontruimen van de cellen bij de brand was slecht georganiseerd. b. Pieter van Vollenhoven leidde het onderzoek naar de Schipholbrand. Vanwege de conclusies namen de ministers Donner (Justitie) en Dekker (Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu) ontslag. c. Eigen mening leerling. We geven enkele voorbeelden van antwoorden. Ja, minister Donner draagt ministeriële verantwoordelijkheid. Nee, minister Donner had eerst in debat moeten gaan met de Tweede Kamer. Hij is niet in staat om alle ambtenaren van zijn ministerie te controleren. d. Als ministers aftreden, worden ze soms snel opgevolgd door een nieuwe minister. Als andere ministers vinden dat door het aftreden het kabinetsbeleid in gevaar komt, is er wel sprake van een kabinetscrisis. e. Door het demissionaire kabinet: het neemt geen grote beslissingen meer maar handelt de lopende zaken af.
14. WIE DOET WAT? blz. 96
koningin
minister
Stemt over wetsvoorstellen. Ondertekent wetten.
X X
Schrijft de troonrede. Zit in de regering. Debatteert.
Tweede Kamerlid
X X
X
X X
X
Bestuurt.
X
Wordt gekozen. Laat nooit een eigen mening
X X
Mag een wetsvoorstel
X
X
Is betrokken bij de totstandkoming
X
X
15. BIJTERTJE blz. 96 a. Vragen stellen hoort bij de controlerende taak van de Tweede Kamer. b. (situatie augustus 2007) De SP zit niet in het kabinet, maar is de grootste oppositiepartij. Kant kon daarom vrijuit commentaar leveren en vragen stellen aan het kabinet.
16. DE NIEUWE ZORGWET blz. 96 De juiste volgorde van de zinnen is:
3 .
Ambtenaren onderzoeken de haalbaarheid van de aangedragen i deeën.
7 .
De Eerste Kamer stemt over het wetsvoorstel.
8 .
De koningin ondertekent de nieuwe wet.
4 .
De minister dient het wetsvoorstel over de Zorgwet in.
5 .
De minister moet vragen beantwoorden in de Tweede Kamer over de nieuwe Zorgwet.
6 .
De Tweede Kamer stemt over de zorgwet.
9 .
De wet wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
1 .
Het zorgstelsel is niet efficiënt en leidt in sommige gevallen tot onrechtvaardige situaties.
2 .
De minister van Volksgezondheid overlegt onder ander met de zorgverzekeraars en consumentenorganisaties.
SCHEMA POLITIEK BESTUUR
blz. 97
In het invulschema staan helaas een paar detailfouten. - De drie pijlen vanaf de kiezer behoren te lopen tot in de vakjes van de gemeenteraad, de Tweede Kamer en de Provinciale Staten. - Er hoort een pijl behorend van indirect gekozen te lopen van het vakje met de Provinciale Staten naar het vakje met de Eerste Kamer. - Bij de verbindingslijn tussen het parlement en de ministerraad behoort een stippellijn waarop het begrip kabinetsformatie ingevuld moet worden. Op de volgende pagina van deze handleiding staat het juiste (blanco) invulschema. U kunt dit eventueel kopiëren voor uw leerlingen. In de volgende drukken van het werkboek wordt uiteraard het foutloze schema opgenomen. Bij deze opdracht gaat het om de invulling van de middelste kolom en het onderste deel van het schema.
SCHEMA POLITIEK BESTUUR blz. 97
FATSOEN IN DE POLITIEK VRAGEN blz. 98 1. a. Eigen uitwerking leerling . Het gaat er hierbij om dat de leerling beseft dat politici publieke figuren zijn die een voorbeeldrol hebben. Verder moeten politici ook over gevoelige onderwerpen kunnen praten zonder te vervallen in overdreven politieke correctheid of populistisch taalgebruik. b. Eigen uitwerking leerling. 2. Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: Eens: Verdonk kwetste mensen met haar harde beleid. Zij is verantwoordelijk, dus ze moet ook een stootje kunnen hebben. Oneens: Verdonk voerde slechts wetten uit. Het is niet eerlijk om mensen te beledigen die hun werk zo goed mogelijk doen. 3. Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: Ja, Donner heeft gelijk. Het koningshuis kan zich niet verdedigen dus moeten de media zich een beetje inhouden. Nee, Donner heeft niet gelijk. Premier Balkenende en de ministers kunnen haar verdedigen. Hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind. 4. Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: Ja, Wilders heeft gelijk. Met een dubbel paspoort heb je sterk verschillende belangen. Nee, Wilders heeft niet gelijk. Een paspoort zegt niets over loyaliteit. Dat laat je zien door je gedrag en opvattingen. De mogelijkheid van een dubbele nationaliteit werd ooit ingezet als middel om integratie te bevorderen. Het zou mensen stimuleren om zich beter te vereenzelvigen met de Nederlandse cultuur. 5. Eigen uitwerking leerling. Positieve kritiek op Wilders wordt gekenmerkt door het argument dat hij duidelijk is over wat hij vindt, dat hij durft te zeggen waar het volgens hem om gaat en dat hij de verdoezelende politieke correctheid achterwege laat. De negatieve kritiek wordt gekenmerkt door het argument dat hij niet luistert naar anderen in een debat maar steeds zijn eigen mening blijft herhalen. Zijn optreden in de Tweede Kamer vinden deze critici te veel gericht op populariteit en de argumentatie te weinig gericht op de inhoud van de problemen. 6. Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: Ja, Ayaan is te ver gegaan. Ze heeft veel moslims beledigd, zodat die zich gekrenkt afkeerden van de politiek. Nee, Ayaan is niet te ver gegaan. In de Nederlandse politiek staat de wetgeving boven de wetten van de Koran of Bijbel. Iedere inwoner moet zich daaraan houden. Daarnaast is er ruimte voor persoonlijke geloofsbeleving.
7 GEMEENTE EN PROVINCIE VRAGEN blz. 99 1. Voorbeelden zijn het ophalen van je rijbewijs, een parkeervergunning, het aangeven van een geboorte, in ondertrouw gaan, het aanvragen van een bouwvergunning. Verder kun je er met klachten over jouw leefomgeving heen of met voorstellen voor de aanpak van problemen in jouw leefomgeving. 2. Decentraliseren betekent dat je bepaalde zaken op een lager bestuursniveau laat regelen. Voorwaarde daarvoor is wel dat het lagere bestuursniveau ook bevoegdheden heeft, daarom moet je ook bevoegdheden delegeren naar de lagere overheden. 3. Vooral op de gebieden ruimtelijke ordening (woningen en infrastructuur) en het milieu. 4. In een streekplan staat waar wat gebouwd mag worden en wat beschermd moet worden. 5. Rechtstreeks door de bevolking worden gekozen: de gemeenteraad en Provinciale Staten. 6. Eigen mening leerling. B&W hebben veel uitvoerende en wetgevende macht. De burgemeester is bovendien hoofd van de politie in een gemeente. Gemeenteraadsleden mogen echter stemmen over voorstellen en hebben dus het laatste woord. 7. De locatie van een vuilnisstortplaats heeft gevolgen voor meerdere gemeenten daarom kan zo’n beslissing niet genomen worden door maar een enkele gemeente. Het provinciebestuur heeft een beter overzicht en zij kunnen dus een betere beslissing nemen. 8. Een gemeentelijke herindeling kan nodig zijn omdat steden zich uitbreiden en tegen elkaar aan groeien. Neem met de klas enkele voor- en nadelen van een gemeentelijke herindeling door. Staan de leerlingen positief tegen dergelijke herindelingen? 9. Zie voor de invulling het schema Politiek bestuur op pagina 98 .
10. JOUW PROVINCIE blz. 100 a. Eigen uitwerking leerling. Zie onderstaand schema. b. Eigen uitwerking leerling. Zie onderstaand schema. c. Eigen uitwerking leerling. Zie onderstaand schema. Het CDA is nu met 41 zetels de grootste partij van Nederland. d. Eigen uitwerking leerling. e. Eigen uitwerking leerling. f. Eigen mening leerling.
provincie
inwoner
Drenthe Flevoland Friesland Gelderland
483.369 365.859 642.977 1.972.01 0 575.07 Hans Alders (PvdA) 2 1.136.69 Leon Frissen (CDA) 5 2.411.35 Hanja Maij-Weggen 9 (CDA) 2.599.10 Harry Borghouts 3 (GroenLinks) 1.109.43 Geert Jansen (CDA) 2 1.171.29 Roel Robbertsen (CDA) 1 379.97 Karla Peijs (CDA) 8 3.458.38 Jan Franssen (VVD) 1
Groningen Limburg NoordBrabant NoordHolland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid-Holland
Commissaris van de Koningin Relus ter Beek (PvdA) Michel Jager (D66) Ed Nijpels (VVD) Clemens Cornielje (VVD)
grootste politieke partij PvdA VVD PvdA en CDA CDA
PvdA CDA CDA VVD CDA CDA CDA CDA
11. JOUW GEMEENTE blz. 100 a. t/m f. Eigen uitwerking leerling.
12. IN HET NIEUWS blz. 101 a. 1. Amsterdamse 2. Job Cohen 3. Theo van Gogh b. Cohen is van de PvdA.
13. ZUIPCARAVANS blz. 101 a. Het belang van de jongeren om zich niet te vervelen en misschien om wat geld te besparen.
De gemeente wil de veiligheid en gezondheid van de jongeren beschermen door eisen te stellen aan de brandveiligheid. b. Eigen mening leerling. c. Voordelen: - De jongeren zijn zo onder dak en gaan niet door de gemeente zwerven. - Er is de zekerheid dat de caravans brandveilig zijn. Nadelen: - Als de overheid gaat gedogen kan dat tot een toename van zuipcaravans leiden. - De café-eigenaren zullen niet blij zijn met dit beleid. Zij moeten namelijk wel vergunningen hebben.
DISCUSSIE blz. 101 Zie de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding. Let er op dat in de discussie ook de ‘valse concurrentie’ met normale cafés aan de orde komt. Caféeigenaren moeten diploma’s halen, aan gemeentelijke eisen voldoen en diverse belastingen en heffingen betalen.
14. PUZZEL blz. 102 1
2
B
U
R
G
E
R
Z
A
K
E
N 3
U 4
B
5
6
7
P
U
I
K
G
U
R
T
D
O
E
R
J
O
R
H
N
D
G
E
V
E
O
I
E
E
U
I
C
L
N
P
M
G
N
H
L
G
U
E
8
9
D
E
C
E
N
T
R
A
Z
I
N
O
E
D
R
H
G
U
L
I
S
A
N
T
I
E
E
S
E
T
R
E
10
W
E
T
H
I
U
D E
11
S
O
T
A
D
H
U
I
S
E
R
8 INTERNATIONALE POLITIEK VRAGEN blz. 103 1. Milieuproblemen, hongersnood en voedselverdeling, terrorisme, mensensmokkel, drugshandel, georganiseerde misdaad. 2. Nederland neemt deel aan de EU, de Raad van Europa, de NAVO, de VN en de OESO. 3. Eigen uitwerking leerling. Soevereiniteit betekent dat er geen macht boven je staat op het terrein van de wetgeving. Ierland is een soevereine macht maar Ameland niet. 4. Kolen en staal heb je nodig om je land te verdedigen bij (dreiging van) een oorlog. 5. De Europese Unie kent WEL een trias politica, want: - de Raad van Ministers heeft wetgevende macht; - de Europese Commissie heeft uitvoerende en beperkte wetgevende macht; - het Europees Hof van Justitie heeft rechtsprekende macht; - het Europees Parlement heeft een beetje wetgevende macht en controleert voornamelijk het EU-beleid. U kunt in een discussie over de EU na laten gaan wat de voordelen en nadelen zijn van het lidmaatschap van de EU. 6. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden zijn Sudan, Noord-Korea, Iran, Afghanistan, Israël, enzovoort. 7. De VN is opgericht om de wereldbevolking te behoeden voor een nieuwe oorlog. Na de Tweede Wereldoorlog besefte men dat er internationale samenwerking een goed middel is om een oorlog te voorkomen. 8. Het doel is om ondersteuning te bieden bij de wederopbouw van het land. Voor de opbouw moet de dreiging van de Taliban worden uitgeschakeld. Er is dus ook een specifieke militaire taak. De Nederlandse aanpak in het onrustige Uruzgan krijgt internationaal gezien veel waardering. Bespreek in een klassengesprek het belang van de Nederlandse bijdrage aan de oplossing van internationale conflicten. Staan leerlingen daar positief tegenover? 9. De secretaris-generaal van de VN is de Zuid-Koreaan Ban Ki-Moon. Hij is op 1 januari 2007 de zevende secretaris-generaal Kofi Annan (Ghana) opgevolgd.
10. EUROPA blz. 104 De groene landen zijn: EU-landen met de euro. De oranje landen zijn: EU-landen met een eigen munteenheid. De grijze landen zijn: niet-EU-landen.
11. REGELS VOOR HANDBAGAGE blz. 104 a. Een aantal terroristen probeerde in Londen in de handbagage vloeibare explosieven een vliegtuig in te smokkelen. b. Deze regels moeten internationaal worden vastgesteld. Wat in Nederland meegenomen wordt, kan in andere landen worden gebruikt. c. Eigen mening leerling. Waarschijnlijk zal niemand tegen zijn. U kunt wel de vraag stellen waarom zo’n maatregel ook een ‘psychologische’ waarde heeft voor de passagiers.
12. NEELIE KROES blz. 105 a. De Europese Commissie: - doet voorstellen voor wetgeving en voert deze wetten na goedkeuring uit; - werkt voorstellen uit van de Raad van Ministers. Neelie Kroes is als commissaris voor Mededinging onder meer ‘waakhond’ bij grote fusies in het bedrijfsleven en bekijkt de staatssteun aan bedrijven. Zij onderzoekt ook geheime prijsafspraken tussen bedrijven. b. Door prijsafspraken kun je de prijs (en de winst) van een product hoog gehouden. Je kunt met tijdelijke lage prijzen ook (nieuwe) concurrenten uit de markt stoten. c. De Europese Unie wil een open, volledig vrije markt. Op deze manier kunnen de kosten van producten voor consumenten laag blijven.
13. TOETREDING TURKIJE blz. 105 a. - De uitspraak “Ik ben tegen Turkse toetreding” was van de PVV. Overigens willen alle partijen dat Turkije eerst aan de criteria voldoet (zoals democratie en mensenrechten.) Ook de ChristenUnie, SGP, de PvdD en de PVV. - De uitspraak “Turkije kan ook ‘Europese’ waarden omarmen” was van D66. Als voormalig EU-parlementariër benadrukte Lousewies van der Laan het belang van de Europese samenwerking. b. In 1915 zijn in Turkije veel Armeniërs vermoord. Veel landen hebben dit als genocide (= uitroeiing van een volk) erkend, Turkije ontkent dit nadrukkelijk. c. Voordelen: - De EU krijgt een enorm potentieel aan jonge arbeidskrachten. - Turkije kan een voorbeeld worden van een stabiel, rijk en westers land tegen de grens van de Arabische wereld. - Toetreding betekent dat Turkije geen mensenrechten meer schendt. Nadelen: - De kans bestaat dat de Europese arbeidsmarkt overspoeld wordt met jonge (laag opgeleide) Turken. - Turkije krijgt met zijn vele inwoners een behoorlijke stem in het Europese parlement. d. Eigen mening leerling. Discussie: kan Turkije op korte termijn lid worden van de Europese Unie?
14. EEN HANDJE HELPEN blz. 106 a. In Libanon zijn er gewelddadige conflicten tussen pro-Syrische en anti-Syrische politici. De laatste groep wil een meer op het Westen georiënteerde politieke koers. b. De andere permanente leden zijn: Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten en Rusland. c. Tot en met december 2007 bestaan de tijdelijke leden uit: Congo-Brazzaville, Ghana, Peru, Qatar, Slowakije, België, Italië, Zuid-Afrika, Indonesië en Guatemala. Vanaf januari 2008 blijven België, Italië, Zuid-Afrika, Indonesië en Guatemala nog een jaar lid en komen er vijf nieuwe leden bij. Tijdelijke leden worden voor twee jaar gekozen. Daarbij let men op de geografische spreiding van de lidstaten.
15. SREBRENICA blz. 106 a. Een enclave is een stuk grondgebied dat volledig ingesloten is door vreemd grondgebied. Stel dat de provincie Utrecht bij België zou horen dan zou dat een enclave zijn. b. De Nederlandse troepen waren niet in staat de moslims in de enclave Srebrenica te beschermen. Srebrenica was door de Verenigde Naties uitgeroepen tot veilig gebied voor moslims. Op 11 juli 1995 kwamen Bosnisch-Servische troepen van generaal Ratko Mladić met tanks de stad binnen en deporteerden en vermoordden ongeveer 8.000 moslimmannen en -jongens. Het is de ergste daad van genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Ondanks vele rapporten blijft er discussie over vragen als: - Wie is er precies verantwoordelijk oor het falende optreden van Dutchbat? - Heeft de Nederlandse politiek de situatie onderschat? - Was er onvoldoende steun vanuit de VN? - Had Dutchbat te weinig mogelijkheden om zich te verdedigen? - In april 2002 nam het kabinet zijn verantwoordelijkheid in deze kwestie en trad af: het kabinet voelde zich tekortgeschoten. “Nederland is niet schuldig”, zei premier Kok, “maar wel medeverantwoordelijk.”
DISCUSSIE blz. 106 Zie de toelichting Klassengesprekken aan het begin van deze handleiding.
“De EU is zinloos, de gewone man word er niet beter van.” argument voor :
argument tegen:
Nadelen zijn dat de goedkope arbeidskrachten uit andere EU-landen een bedreiging kunnen zijn voor Nederlandse werknemers, dat criminelen makkelijker grenzen kunnen oversteken en dat ons lidmaatschap ons heel veel geld kost. Mensen zijn er op vooruit gegaan: er is een gezamenlijke munt, makkelijker reizen en werken in andere EU-landen, een aantal goedkopere producten.
“De VN heeft geen enkele macht, kijk maar naar Amerika.” argumenten voor :
argument tegen:
- Amerika trekt zich niet veel aan van resoluties en standpunten van de VN. Denk maar aan de manier waarop Amerika soms op ‘eigen houtje’ ingrijpt in het buitenland. - Door de logge besluitvorming in de VN is haar macht uitgehold. Machtige landen als de Verenigde Staten, Rusland, Engeland en Frankrijk spelen een belangrijke rol in de wereld en dus ook in de VN.
“Nederland is een welvarend land en zou meer hulp moeten geven aan arme landen.” argument voor : argumenten tegen:
Nederland geeft jaarlijks enkele miljarden euro’s aan ontwikkelingshulp. Dat zou meer kunnen zijn als we iets meer van onze welvaart af willen staan. - Nederland geeft al veel hulp, als je dat vergelijkt met andere landen. Laten zij maar eerst hun bijdrage verhogen. - Veel ontwikkelingshulp komt niet op de juiste plaats door corruptie, dictatoriale regimes die de eigen zakken vullen en een gebrekkige afstemming van vraag en aanbod.
9 POLITIEK IN DE PRAKTIJK VRAGEN blz. 107 1. Het model geeft inzicht in hoe een besluit tot stand komt. Je kunt dan precies zien wie er wanneer invloed uitoefenen. 2. a. b. c. d.
Pressiegroepen, burgers en de media. Politici, zowel van politieke partijen als ministers, en ambtenaren. Ambtenaren onder verantwoordelijkheid van ministers. In principe hebben de media altijd invloed maar bij de invoerfase, vlak voor de omzetting en bij de terugkoppeling kunnen de media de meeste invloed uitoefenen.
3. In een dictatuur is er GEEN sprake van politieke besluitvorming volgens de systeemtheorie, want alle nieuwe wetten worden vanboven af opgelegd door de dictator. In een dictatuur is het aantal politieke actoren zeer beperkt. 4. Bijvoorbeeld burgers, massamedia, pressiegroepen, politieke partijen, ministers, ambtenaren en adviesorganen. 5. De samenleving is complexer geworden. Er zijn meer regels nodig om alles in goede banen te leiden. Ambtenaren zijn van groot belang bij het uitvoeren en controleren van regels. 6. Ambtenaren hebben door hun ervaring, netwerk en kennis van zaken veel invloed op de politieke besluitvorming. 7. a. Een pressiegroep strijdt voor de belangen van een groep of een belangrijk actiepunt. Politieke partijen moeten rekening houden met het algemeen belang en maken plannen die verder gaan dan slechts één terrein. b. Voorbeelden van pressiegroepen zijn: ANWB, Stichting Wakker Dier, Greenpeace, de Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer, het CIDI of de Land- en Tuinbouw Organisatie. 8. Eigen mening leerling. Korte discussie. Voorbeelden van argumenten: Ik ben voor een referendum want dan beslist een volk echt zelf over een belangrijke zaak. De burgers worden dan heel nauw bij de besluitvorming betrokken. Ik ben tegen een referendum want veel burgers hebben vaak te weinig kennis van zaken. De besluitvorming kunnen ze beter aan gekozen vertegenwoordigers overlaten.
9. AMBTENAREN blz. 108 a. Ambtenaren: - zijn gek op regeltjes; - vergaderen eindeloos; - houden zich stipt aan de tijd; - bespreken zelfs de kleinste zaken; - zorgen voor een enorme papierwinkel.
b. De vierde macht. Ambtenaren hebben namelijk veel kennis en bevoegdheden in het besluitvormingsproces.
10. POLITIEKE FUNCTIES VAN DE MEDIA blz. 108
1. Een tv-programma onthult dat er in natuurgebieden illegaal vakantiewoningen worden gebouwd. 2. In de regionale krant reageert de wethouder dat hij de illegale bouw hard zal aanpakken. 3. Een journalist gaat undercover om te onderzoeken welke mensen prostituees bezoeken. Hij ontdekt dat de lokale wethouder een vaste bezoeker is. 4. De Volkskrant drukt een ingezonden stuk van een hoogleraar af waarin zij kritiek levert op een nieuw wetsvoorstel. 5. De Telegraaf publiceert een artikel over de hoge kostendeclaraties van een staatssecretaris.
invoer omzetting invoer
omzetting Geen uitvoer, want er is nog geen sprake van een wet, maar van een wetsvoorstel. Invoer
11. NEDERLAND DEMOCRATISCH blz. 108 a. Politieke cultuur : hoe politici en politieke partijen met elkaar omgaan, de wijze waarop de politiek reageert op de media, de omgang tussen politiek en pressiegroepen. Burgervrijheden : vrije meningsuiting, recht van vergadering, recht om politici te bekritiseren, recht van betoging. b. Bij verkiezingen voor de Provinciale Staten en het Europees Parlement is de opkomst relatief laag. c. Eigen uitwerking leerling. Neem bijvoorbeeld Rusland. In theorie hebben de inwoners het recht om het beleid van president Poetin te bekritiseren, maar demonstraties worden met harde hand uiteengeslagen.
12. WELKE FASE VAN DE SYSTEEMTHEORIE? blz. 109
1. Iemand vraagt bij het CWI een bijstandsuitkering aan. 2. Een groep uitkeringsgerechtigden protesteert bij de ingang van het gebouw van het CWI tegen de l ange wachttijden van soms twee uur bij het spreekuur. 3. Het ministerie van VROM laat uitrekenen hoeveel de aanleg van een ondergrondse spoorlijn kost. 4. Een Tweede Kamerlid stelt vragen naar aanleiding van de import van apen per vliegtuig op Schiphol. 5. Greenpeace haalt alle kranten met de gewaagde blokkade van een olietanker. 6. Een wethouder stuurt een brief naar twee openbare scholen met daarin het voornemen om deze te laten fuseren. 7. De gemeenteraad gaat akkoord met de sluiting van het plaatselijke zwembad wegens geldgebrek. 8. Een groep mensen protesteert bij het gebouw van de Tweede Kamer tegen de huidige euthanasiewetgeving. 9. Een Tweede Kamercommissie bespreekt de plannen voor een verdere uitbreiding van Schiphol. 10. De gemeenteraad van een stad houdt een hoorzitting over de verkeerssituatie in de binnenstad. 11. B&w geven een omstreden bouwvergunning voor uitbreiding af aan een garagebedrijf.
uitvoer terugkoppeling en daarmee tegelijk invoer omzetting, beleidsvoorbereiding omzetting, politieke agenda invoer (media-explosie) omzetting, beleidsvaststelling omzetting, beleidsvaststelling terugkoppeling en invoer omzetting, beleidsvoorbereiding omzetting, beleidsvoorbereiding uitvoer
12. Buurtbewoners protesteren hevig tegen de uitbreiding van het garagebedrijf omdat ze meer overlast verwachten. 13. Een gemeenteraadslid dient een motie in na de protesten tegen de bouwvergunning door buurtbewoners. 14. Na een debat in de Tweede Kamer over haar discriminerende uitlatingen tijdens een radio-interview besluit de staatssecretaris van Onderwijs af te treden.
invoer omzetting, politieke agenda omzetting, beleidsvaststelling
13. EUTHANASIE blz. 110 Het gaat hier om een zeer omvangrijke opdracht. Het valt daarom te overwegen om het zoeken naar informatie te verdelen over de verschillende groepen. Zo kan de ene groep de waarden/idealen die bij euthanasie een rol spelen achterhalen; een andere groep kan de belangen van patiënten, familieleden, verpleegkundigen en artsen onderzoeken; de derde groep concentreert zich op de rollen van de verschillende actoren. De gevonden informatie kan worden gedeeld met andere groepen, waarna elke groep de analyse voor zichzelf kan maken.
14. TABOEWOORDEN blz. 110 Zie de uitleg in deze handleiding (pag. 38/39) over de ‘Thinking skill’ Taboewoorden, werkboek pag. 34.
Voorbeelden van antwoorden Onderdeel a. Tweede Kamer
Een belangrijk, landelijk politiek orgaan waar politici namens het volk met elkaar en met ministers debatteren en stemmen over wetsvoorstellen.
Balkenende
De lijsttrekker van de grootste confessionele partij die tevens de positie heeft van minister-president van het kabinet-Balkenende IV.
Onderdeel b. Kiesrecht Omschrijving
Taboewoorden: verkiezingen, stemmen, Tweede Kamer, democratie. Burgers kunnen door dit recht zelf in de politiek komen of zich laten vertegenwoordigen.
Wouter Bos Omschrijving
Taboewoorden: PvdA, lijsttrekker, financiën, minister . De leider van de grootste socialistische partij die in het kabinet-Balkende IV de opvolger is van de geprezen Gerrit Zalm.
WERKSTUK: PRESSIEGROEPEN blz. 111 Zorg ervoor dat de leerlingen zo veel mogelijk verschillende pressiegroepen nemen. Denk daarbij aan: - actie- en belangengroepen; - landelijke en plaatselijke groepen; - professionele en amateuristische groepen; - groepen die zich bezighouden met verschillende thema’s. Laat de leerlingen eerst hun keuze aan u voorleggen, zodat u kunt voorkomen dat er straks tien dezelfde verslagen zijn.
Keuzeopdrachten
blz. 112
FORMATEUR Let er op dat de leerlingen eerst zorgvuldig alle ministersposten inventariseren. Bij de verdeling van de ministersposten is het vanzelfsprekend dat iemands vaardigheden een grote rol spelen. Een leerling of leraar die goed is in economie is mogelijk een goede kandidaat voor de post minister van Economische Zaken. Maar spelen ook andere capaciteiten een belangrijke rol? Stimuleer de leerlingen ook naar andere zaken dan vakinhoudelijke kennis te kijken.
JOUW EIGEN INITIATIEFWET Dit is een lastige en ook tijdrovende opdracht. Laat de leerling eerst de keuze van zijn wetsvoorstel aan u voorleggen. Van belang is dat de leerling in de genoemde volgorde de zes stappen afrondt en eerst een stap op papier uitwerkt voordat hij verder gaat met de volgende stap. Stap 5 suggereert wellicht dat het om wetten uit het strafrecht gaat, maar dit is zeker niet het geval. Denk bijvoorbeeld maar aan wetten op het gebied van het kiesstelsel, ruimtelijke ordening of toelatingsbeleid.
TEGENSTELLINGEN De leerling kiest eerst een thema, bijvoorbeeld criminaliteit op straat, uitbreiding Schiphol of de uitbreiding van de EU. Spoor de leerling aan een thema te kiezen waar hijzelf affiniteit mee heeft. Bij de keuze van de twee politieke partijen is het niet nodig altijd extremen op te zoeken: bijvoorbeeld GroenLinks versus PVV, of PvdD versus VVD. Ook partijen met gematigdere uitgangspunten blijken vaak voldoende onderlinge verschillen te hebben. Dat zal bij het uitwerken van deze opdracht blijken.
EEN NIEUWE POLITIEKE PARTIJ Bij opdracht 2 zullen de leerlingen ervaren dat het lastig is om een stellingname in slechts enkele woorden duidelijk te maken. Bij opdracht 3 is vindingrijkheid vereist. Een goede verkiezingsleus is kort maar pakkend. In een paar woorden moet duidelijk worden waar de partij voor gaat. Als de affiches klaar zijn, kunt u die in de klas ophangen en gezamenlijk bekijken en bespreken. Vraag aan de leerlingen die de affiches voor het eerst zien of duidelijk is waar de partij voor staat. Op hun opmerkingen kunnen de makers dan reageren.
JE EIGEN GEMEENTE Als in de gemeente waarin de leerling woont geen lokale partij actief is, kan gekozen worden voor een naburige gemeente. Het is soms lastig om van plaatselijke partijen aan te geven wat hun politieke kleur is. Als de leerling daarmee moeite heeft, kunt u samen met hem of haar de standpunten doornemen en dan daarover een uitspraak doen.
Internetopdrachten
blz. 113
INTERNET @ KIEZEN Via Zoeken (rechtsboven) zijn veel antwoorden snel te vinden. 1. a. Evenredige vertegenwoordiging houdt in dat de verdeling van de zetels een directe afspiegeling is van de stemverhoudingen. b. Bij een districtenstelsel is het land opgedeeld in districten. Per district wordt gestemd voor één zetel. De kandidaat met de meeste stemmen wint de zetel. In elk district geldt dus het principe ‘the winner takes it all’. 2. Restzetels zijn de zetels die over zijn wanneer iedere partij het aantal zetels heeft gekregen volgens de kiesdeler. Er blijven dan altijd stemmen over. De toekenning van de restzetels gebeurt op basis van het systeem van de grootste gemiddelden. 3. a. Wanneer een persoon 25 procent van de kiesdeler (de voorkeursdrempel) behaalt. b. Omdat een kandidaat: - een bekende is; - een streekgenoot is; - een vrouw is; - tot een minderheid behoort. 4. a. De Kiesraad (het centraal stembureau) stelt de verkiezingsuitslag vast. De bekendmaking vindt in het openbaar plaats. b. De minister-president is lid van een politieke partij en dus niet onafhankelijk. Bij de vaststelling van de uitslag is onpartijdigheid vereist.
INTERNET @ DE NEDERLANDSE DEMOCRATIE 1. De leerplicht voor jongeren zonder startkwalificatie moet worden uitgebreid naar achttien jaar. 2. De Koningin eindigt met een bede. 3. a. De Tweede Kamer had eerst honderd zetels. b. In 1956. c. De bevolking was sterk toegenomen en door de opkomst van de verzorgingsstaat was het aantal overheidstaken veel uitgebreider en complexer geworden. 4. Zo is er duidelijkheid over eventuele belangen die Tweede Kamerleden hebben. Zowel de betaalde als de onbetaalde functies worden vermeld. 5. Omdat Kamerleden zich niet met alle onderwerpen bezig kunnen houden. Ze specialiseren zich op een bepaald gebied en tijdens veel debatten zijn alleen die specialisten aanwezig. 6. De PvdA en de SGP. De VVD zit sinds haar oprichting in 1948 in de Tweede Kamer. 7. Voor het organiseren van een demonstratie op of in de nabijheid van het Binnenhof moet je je houden aan de regels die de gemeente Den Haag daarvoor heeft gesteld. De Tweede Kamer kan geen toestemming verlenen voor een demonstratie, daarvoor moet je zijn bij het Bureau Operationele Zaken van de Politie Haaglanden. 8. SP: 12. PVV: geen. De PVV deed namelijk niet mee aan de verkiezingen voor de Provinciale Staten. ChristenUnie: 4.
INTERNET @ GRENZELOOS 1. In juni 2004. 2. - De Tweede Kamer heeft beduidend meer bevoegdheden ten opzichte van het kabinet dan het EP ten opzichte van de Raad van Ministers en de Europese Commissie. - De Tweede Kamer heeft wetgevende macht. - De Tweede Kamer wordt om de vier jaar gekozen, het EP om de vijf jaar. De beperkte macht van het Europees Parlement blijkt bijvoorbeeld bij de uitgaven aan landbouw. Deze betreffen de helft van de EU-uitgaven, maar het Europees parlement heeft daarover geen zeggenschap. 3. 27 landen. 4. Op basis van politieke denkrichting, dus niet per nationaliteit. Alle sociaaldemocraten uit alle landen zitten bij elkaar, evenals alle liberalen, groenen, enzovoort. 5. Nederland heeft 27 zetels in het EP. 6. De hymne aan Europa is de ‘Ode aan de vreugde’ uit de negende symfonie van Beethoven. 7. In twaalf landen. 8. Niet alle landen voldeden aan de strenge eisen van de Europese Monetaire Unie, bovendien wilden niet alle landen (Denemarken, Engeland) de euro. 9. De oostgrens van Europa ligt geografisch gezien in Rusland. Die van de EU veel westelijker. 10. Duitsland: 82,5 miljoen inwoners. 11. 1957: België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en West-Duitsland. 1973: Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk. 1981: Griekenland. 1986: Portugal en Spanje. 1990: na hereniging wordt Duitsland in z’n geheel lid van de EU. 1995: Finland, Oostenrijk en Zweden. 2004: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. 2007: Bulgarije en Roemenie.
JUIST OF ONJUIST? blz. 114
1. Een volksstemming is een onderdeel van de indirecte democratie. 2. Conservatief betekent letterlijk behoudend. 3. Ongeveer 60 procent van de kiezers is lid van een politieke partij. 4. Politiek links sluit direct aan op progressieve uitgangspunten. 5. Het confessionalisme gaat uit van gezamenlijke verantwoordelijkheid waarin de overheid een aanvullende rol heeft. 6. Het liberalisme is voornamelijk gebaseerd op vrijheid en staat aan de linkerkant in de politiek. 7. D66 en de PvdA zijn beide socialistische partijen.
juist onjuist X
X X Ongeveer drie procent is lid van een politieke partij. X X
X X D66 heeft ook liberale trekken en is dus niet socialistisch. X De beschrijving hoort bij de selectiefunctie.
8. De participatiefunctie van een politieke partij houdt in dat mensen voor politieke functies worden opgeleid. 9. De Tweede Kamer heeft het recht van amendement. Daardoor mogen Kamerleden ook wetsvoorstellen doen.
X Het recht van amendement biedt de mogelijkheid om wijzigingen in wetsvoorstellen aan te brengen. X Ook de koningin moet zich aan de grondwet houden (constitutionele monarchie).
10. De koningin is onschendbaar en staat dus boven de grondwet. 11. Bij een regeerakkoord zijn compromissen onvermijdelijk. 12. De trias politica betekent dat wetgeving en uitvoering van wetten door verschillende bestuursorganen dienen te gebeuren. 13. Tijdens de kabinetsformatie onderzoekt en besluit de Tweede Kamer welk soort kabinet er komt en welke Kamerleden minister worden. 14. De partij met de meeste zetels in de Tweede Kamer zit altijd in het kabinet. 15. Lobbyen wil zeggen dat mensen steun voor hun standpunten zoeken bij politici. 16. In het systeemmodel zie je goed hoe het proces van politieke besluitvorming verloopt. 17. Ambtenaren en pressiegroepen worden ook wel de vierde en vijfde macht genoemd. 18. Gedeputeerde Staten worden door middel van getrapte verkiezingen gekozen en vormen het dagelijks bestuur van de provincie.
X X
X Dit zijn taken van de informateur en formateur. X Theoretisch is dit niet noodzakelijk. X X X X Leden van de Provinciale Staten kiezen de gedeputeerden uit hun midden. Bij getrapte verkiezingen kiezen leden van een bestuursorgaan personen voor een ander